HOME
Breuken
Breuken
't is niet moeilijk, als je de regels weet!

Breuken

Breuken Een goede kennis van breuken is onmisbaar bij Natuurkunde en Wiskunde. In de Natuurkunde werk je voortdurend met verhoudingen, krachten, snelheden en energieën — allemaal grootheden die je vaak moet delen of vergelijken. Zonder begrip van breuken raak je al snel de draad kwijt in berekeningen en formules. Ook in de Wiskunde vormen breuken de basis voor algebra, verhoudingen, procenten en vergelijkingen. Wie breuken beheerst, heeft een stevige basis om complexere problemen te doorgronden en op te lossen. Breuken zijn geen struikelblok, maar een opstap naar succes!

Wil je alles weten over breuken, klik dan hier om een pdf te downloaden. Het bevat stap voor stap uitleg en veel oefenopgaven.

Je kunt ook voor nu kiezen om alleen de onderstaande info door te nemen. Je leert alleen de trucjes die je later nodig hebt als je met de basisvaardigheden Vergelijkingen en Stappenplan aan de slag gaat. Kom je er dan niet uit? Doe dan alsnog de pdf!

Trucjes (nodig voor ‘ombouwen’ van vergelijkingen)

1. Als je twee breuken vermenigvuldigt, doe je: teller × teller en noemer × noemer.

Voorbeeld:

2 3 × 1 4 = 2×1 3×4 = 2 12 ( = 1 6 )

2. Je kunt elk getal als een breuk schrijven door er een 1 onder te zetten.

Voorbeeld: 5 kun je schrijven als 51 want 5 gedeeld door 1 is gewoon 5.

Algemeen: x = x 1

3. Je kunt elk getal vermenigvuldigen met 1 en dan hou je hetzelfde getal.

Voorbeeld: 3 = 3 · 1  of  3 = 1 · 3  of  7 = 7 · 1 enzovoort...

Algemeen: x = 1 · x

4. Als je een breuk vermenigvuldigt met de noemer, hou je de teller over.

Voorbeeld-a: 3 5 · 5 = 3

Voorbeeld-b: 2 3 · 3 = 2

In het eerste voorbeeld kun je het gehele getal 5 schrijven als 51

Je krijgt dan 35·51=3

Maar leer het trucje gewoon uit je hoofd, dan hoef je dit niet steeds uit te schrijven.

Algemeen: x=y·xy

5. Delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde van die breuk.

Voorbeeld-a: 2 ÷ 3 5 = 2 · 5 3 = 2 1 · 5 3 = 10 3 ( = 3 1 3 )

Kijk hoe we hier 2 schrijven als  1 2 (trucje 2) zodat we trucje 1 kunnen doen.

Voorbeeld-b: 1 2 ÷ 3 4 (lees: ½ gedeeld door ¾)

Je deelt door 3 4 , dus dat is vermenigvuldigen met 4 3

Dus:

1 2 · 4 3 = 4 6 ( = 2 3 )

Voorbeeld-c:6 ÷ ¼.
Dat is 6 x 4/1 = 6 × 4 = 24

Je hebt al deze trucjes nodig om vergelijkingen 'om te bouwen' bij nat en wis. Je wilt namelijk in een vergelijking altijd de onbekende in zijn eentje links van het = teken hebben staan.

De getallen staan dan rechts van het = teken en dan kun je met je rekenmachine het antwoord berekenen. We komen daarop terug bij de basisvaardigheid Vergelijkingen.

Wil je oefenen met deze trucjes? Open dan de pdf en kies zelf welke oefenopgaven je wilt doen.

Wil je de antwoorden van de opdrachten in de pdf ontvangen? Ga naar het contactformulier en lees daar wat je moet doen. (Als je les van mij hebt, gebruik dan NIET het formulier maar vraag het me gewoon...)

De content op deze website is auteursrechtelijk beschermd. Niets van deze website mag worden gekopieerd of verwerkt onder welke vorm dan ook zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de auteur.